In 2018 kochten centrale banken in totaal 651,5 ton aan goud. Dit is de grootste jaarlijkse aankoop van centrale banken sinds het jaar 1971, hetzelfde jaar waarin de Amerikaanse dollar van goud werd ontkoppeld; het einde van de zogenaamde goudstandaard.
Uit de meest recente cijfers van de World Gold Council blijkt dat Rusland veruit de grootste koper was van fysiek goud. De centrale bank van het land was goed voor maar liefst 274 ton fysiek goud, wat neerkomt op 42 procent van de totale aankopen. Daarnaast steeg de honger van Rusland naar goud met 22 procent in vergelijking met het jaar 2017.
Naast Rusland hebben ook Turkije, Kazachstan, Hongarije, India, Irak en Polen hun goudreserves uitgebreid. Ook China kocht volgens de cijfers van de World Gold Council (na een pauze van 2 jaar), in december van 2018 10 ton goud.
Centrale banken en goud
Centrale banken en goud gaan al decennia hand in hand. Sinds het begin van het einde van de goudstandaard in de jaren dertig, besloten veel centrale banken om een goudvoorraad aan te houden. Deze voorraad diende als vangnet in tijden van (financiële) onrust. Daarnaast fungeerde het goud ook als een reserve die kan worden gebruikt bij het importeren van goederen, indien de eigen valuta niet geaccepteerd zou worden door andere landen.
In de huidige tijd zien we steeds vaker dat centrale banken goud aanhouden om zo minder afhankelijk te worden van bepaalde valuta’s. Het beste voorbeeld hiervan is Rusland, dat sinds de internationale sancties die het opgelegd heeft gekregen, haar dollarreserves steeds verder is gaan afbouwen en tegelijkertijd flink aan de weg heeft getimmerd om de goudvoorraad te vergroten.
Centrale banken zijn over het algemeen ‘slimme kopers’ wanneer het op goud aankomt. Zij kopen meestal goud voordat deze uitbreekt, terwijl particulieren pas omkijken naar het edelmetaal als de prijs exponentieel is gestegen of reeds te hoog is.